Nieuws
Leptospirose
Er zijn veel verschillende typen van deze bacterie en alle zoogdieren (inclusief de mens) kunnen de ziekte oplopen, alhoewel niet alle zoogdieren even gevoelig zijn voor infectie. Zo zijn knaagdieren vrij ongevoelig voor de ziekte, in tegenstelling tot de hond en de mens. Bij honden werd in Nederland 75% van de gevallen van leptospirose veroorzaakt door Leptospira icterohaemorrhagicae (overgedragen door onder andere de urine van de bruine rat, Rattus norvegicus) en 25% van de gevallen door Leptospira canicola (overgedragen van hond op hond). Doordat wij sinds de jaren 60, toen de eerste vaccins voor honden op de markt kwamen met de typen L. canicola en L. icterohaemorrhagicae, onze honden zijn gaan vaccineren komen deze twee vormen van leptospirose gelukkig steeds minder vaak voor. Helaas zien we tegelijkertijd met deze daling juist een stijging van twee andere typen, te weten L. grippotyphosa (overgedragen door woelmuis, veldmuis, muskusrat) en L. australis (overgedragen door egels, varkens, zwijnen en de hond). Eind 2013 is er een nieuw vaccin op de markt gekomen waarin niet alleen de twee klassieke typen aanwezig zijn, maar ook de twee nieuwe typen zodat we nog efficienter kunnen vaccineren tegen deze ernstige ziekte.
Hoe treedt de besmetting op?
De bacteriën (leptospiren) zijn aanwezig in (stilstaand en warm) water en modder en kunnen daar lang overleven, net als in speeksel, urine en zelfs sperma, en kunnen via wondjes, maar ook door de intacte huid, worden opgenomen. De leptopiren vermenigvuldigen zich in de bloedbaan en de toxines (gifstoffen) die zij produceren beschadigen de bloedvaten waardoor bloedingen kunnen optreden. Via de bloedbaan komen de leptospiren in organen terecht zoals de lever en de nieren waar ernstige schade ontstaat. Door deze nierinfectie worden de bacteriën in grote hoeveelheden met de urine uitgescheiden waardoor een volgend dier besmet kan raken. De bruine rat is één van de belangrijkste verspreiders van de ziekte die daarom ook wel rattenziekte wordt genoemd. Zij worden zelf niet ziek, maar verspreiden met de urine grote hoeveelheden leptospiren.
Wat zijn de symptomen van leptospirose?
Afhankelijk van de mate van aantasting van de verschillende organen kunnen de volgende symptomen voorkomen:
- apathie (81%)
- niet eten (76%)
- braken (soms met bloedbijmenging) (57%)
- diarree (soms met bloedbijmenging) (40%)
- geelzucht (ten gevolge van de leverontsteking) (45%)
- koorts (36%)
- neurologische afwijkingen
- slijmvliesbeschadigingen van bek, ogen en geslachtsdelen
Hoe stellen we de diagnose?
De meeste symptomen zijn weinig specifiek en het zal lastig zijn om de diagnose snel te stellen. Op basis van het klinisch beeld en het verhaal van de eigenaar (contact met knaagdieren, zwemmen in stilstaand water) kan de waarschijnlijkheidsdiagnose bevestigd worden door middel van bloedonderzoek.
Hoe is de behandeling?
De behandeling bestaat uit het zo snel mogelijk toedienen van specifieke antibiotica (erythromycine, tetracyclines of penicillines). Daarnaast worden infusen gegeven om de aantasting van lever en nieren te beperken en de vochtbalans te herstellen. Medicatie tegen het braken en de diarree zijn tevens zinvol.
Wat is de prognose?
De prognose is erg afhankelijk van de mate van aantasting van de organen en de snelheid waarmee de behandeling wordt ingezet. Zo zijn er patiënten die succesvol behandeld worden, maar zal een gedeelte van de dieren aan de ziekte overlijden.
Wat kunnen we preventief doen?
Vaccinatie is de beste manier om uw hond tegen leptospirose te beschermen. Uit onderzoek blijkt dat anno 2013 60-65% van de honden in Nederland gevaccineerd is tegen leptospirose. De basisvaccinatie vindt plaats op 9 en 12 weken leeftijd, en de vaccinatie dient jaarlijks herhaald worden. Sinds kort (eind 2013) is er een nieuw vaccin tegen leptospirose waarin vier typen in plaats van twee aanwezig zijn. Dit vaccin geeft een betere bescherming tegen de verschillende typen leptospirose-bacteriën die op dit moment voorkomen. Ook is het raadzaam om te voorkomen dat honden uit warm, stilstaand water drinken of er in zwemmen, en contact met wilde knaagdieren of kadavers te vermijden.