Nieuws

Mijn hond moet….

We vermenselijken de hond en we zijn best ongeduldig, ons mensen… een hond begrijpt onze taal niet en een hond moet ook alles aanleren, net als de mens maar voor de hond op zijn honds en dit gebeurt niet d.m.v. dingen af te leren. Iets wat je niet hebt aangeleerd kun je n.l. niet afleren. Een hond start zijn leven met heel weinig hersenen en maakt net als wij mensen hersencellen bij door te leren, maar uiteindelijk heeft een hond maar 40% van de hersencapaciteit van de mens. Een hond is vooral een gewoontedier, door herhaling gaat de hond anticiperen op onze gedragingen. Dus we zouden het woordje “moeten” echt is weg moeten laten in de opvoeding van de hond. Zie onderstaan verhaal. Een kind laat je tenslotte ook geen examen Frans maken als de lessen Frans niet zijn gevolgd…

mijn hond moet

Wanneer is moeten fair?
Mijn oma. Een bijzonder mens. Nooit gedacht dat ik over haar nog eens een column zou schrijven. Maar als het gaat over ‘wanneer is moeten fair’, dan moet ik wel over haar schrijven. Mijn oma was namelijk een supergeconformeerde vrouw. Als geen ander stelde ze voorop wat zij dacht dat goed was. En dat bestond vooral uit ‘goed voorkomen’: goed voor de dag komen. Binnen de maatschappij en bepaalde kringen in goede aarde vallen.

Mijn oma en ik konden niet zo goed door een deur. Nu, nu ze er al zo veel jaren niet meer is, heb ik spijt van mijn verweer op haar harde opmerkingen. Mijn oma namelijk, was denk ik niet zo gelukkig. Misschien wel zonder dat ze het zelf door had.

Suiker in uw neus?
Ik heb één ontroerend verhaal over haar onthouden. Van mijn oma als klein meisje, waaraan letterlijk en figuurlijk hard werd opgevoed. In dat traject was er een moment voor haar om trots op te zijn: ze mocht voor het eerst de thee serveren aan belangrijke gasten. Alle instructies werden vooraf secuur doorgenomen. Als het mis ging, zwaaide er wat. Niet dat het nodig was met straf te dreigen. De interne druk, de drang te conformeren, was bij mijn oma toen al lang hoog genoeg. Ze wílde niet de fout in gaan. Naast de wijze waarop het kopje op het schoteltje moest staan als ze het dadelijk zou neerzetten, hoe het lepeltje zou liggen, hoe ze de gasten zou aanspreken en vooral wanneer, werd extra benadrukt dat ze niets over de grote neus van één van de gasten mocht zeggen. Bibberend van de zenuwen, zette mijn oma het ‘thee protocol’ in gang. Alles ging goed, de stapjes werden juist gezet. Haar rug was recht, ze blikte de gasten in de ogen – net genoeg, niet te veel – en zette de kopjes keurig neer. Vervolgens, op het juiste moment, stelde ze haar vraag…’Mevrouw, wilt u wellicht ook wat suiker in uw neus?…’

Het suikerverhaal leidde zijn eigen leven binnen de familie. Ik kende echter ook de verhalen die even waar waren en ons als schrikbeeld van ‘wat écht harde opvoeding’ was, werden voorgehouden. Twee boeken onder je armen en één op je hoofd. Zo leerde je rechtop zitten tijdens het eten. Viel er een af, dan was je abrupt klaar met eten. Morgen weer een dag om te conformeren.

Moeten moet, maar wanneer wel en wanneer niet?
Generaties komen en gaan. Opvoedmethoden veranderen met de tijd. Meekomen in een samenleving (groot of klein), ziet er telkens anders uit. En als gevolg wat we belangrijkvinden in de opvoeding. Wat we onze kinderen meegeven en hoe we dat doen, is misschien wel voor elk van ons de grootste uitdaging in ons leven.

Maar hoe zit het met onze honden?
Het zijn geen kinderen, maar we voeden ze wel op. En net als bij onze kinderen, is het een uitdaging om ze goed in de samenleving te laten meedraaien waarin we leven. Dat houdt ook in dat ze dingen móeten. Net als kinderen moeten honden zich netjes en beleefd gedragen naar anderen toe. Anders wordt samenleven geen samen-leven. En net als bij kinderen zijn er de veiligheidsaspecten. Zo maar een straat oversteken in ons drukke land is niet alleen ongehoorzaam, maar ook bijzonder gevaarlijk. We kunnen er dus niet om heen dat dieren, net als kinderen, dingen moeten en moeten leren. Wanneer is moeten echter fair? Wanneer verliest het individu zichzelf ten opzichte van of voor (veiligheid in) die samen-leving? Wanneer gaat het samenleven voor en wanneer de hond en het “hond zijn”? Of, met andere woorden – hoe belangrijk is het eigenlijk “hoe een thee kopje wordt neergezet”? Wanneer is het wel en wanneer is het niet nodig onder dreiging van iets vervelends protocollen en gewoontes aan te leren? En wanneer kan dat anders, zodat je op je eigen manier leert ‘juist’ te handelen in sociale en samenlevingssituaties?

Mijn oma heeft zichzelf opgeofferd voor en door hetgeen haar ouders als “juist leven” beschouwden. Een “juist leven” dat we nu helemaal niet meer zo vanzelfsprekend zouden vinden. Wanneer is het moeten dat we van onze honden vragen levensverruimend en wanneer beperkend? Over welke zaken denken we over tien, twintig of vijftig jaar: “had ik maar?”

Wanneer is moeten fair, fair voor de betrokkene, fair voor de samenleving, fair voor het doel dat we voor ogen hebben? Misschien is dat iets waar we het  – op zoek naar de juiste balans – vaker over moeten hebben mét elkaar…
Gepubliceerd op hondenbescherming.nl

 

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Aanmelden voor de nieuwsbrief